In het hart van de serene Tempel van Stille Vrede, waar de eerste zonnestralen de ochtendnevel doorboorden en yogamatten als eilanden van rust op de houten vloer lagen, vond elke dag een subtiel spel plaats. Het was een plek waar zielen zochten naar balans en harmonie, maar waar ook schaduwen van menselijke eigenaardigheden zich nestelden.
Temidden van de toegewijde leerlingen bevonden zich twee dames – Vivienne en Margot – die het zeldzame talent bezaten om met glimlachen die net iets te strak waren, subtiele opmerkingen die net langs de grens van beleefdheid dansten, en blikken vol onderhuidse spot, anderen buiten de kring te houden.
Althea was een van hun favoriete doelen. Niet omdat ze luidruchtig was of zich opvallend gedroeg, maar juist omdat ze straalde in haar eenvoud en kalmte. Haar aanwezigheid was stil maar krachtig, geworteld in iets dat de dames niet begrepen – en misschien juist daarom verafschuwden. Althea voelde de steken van hun gedrag, maar had geleerd zich af te schermen. Wanneer ze haar mat uitrolde, omhulden haar voorouders, geesten en oude wachters haar in een kring van licht, ongezien voor stervelingen.
Deze ochtend was als alle anderen. Vivienne en Margot verschenen elegant en met een subtiele minachting op hun gezichten. Margot verschoof haar mat met een klein maar veelbetekenend gebaar, net ver genoeg om duidelijk te maken dat Althea niet naast haar hoefde te liggen. Vivienne fluisterde iets dat slechts net hoorbaar was, gevolgd door zachte lachjes.
Althea zuchtte inwendig en rolde haar mat verderop uit. Ze sloot haar ogen en begon haar visualisatie. Rond haar verschenen haar geestverwanten – een oude vrouw in een lange mantel, een jong meisje met fonkelende ogen, en een reusachtige man die straalde van kracht en bescherming. Ze stonden als wachters om haar heen en hielpen haar negatieve energieën af te weren.
Terwijl de ochtendzon hoger klom, landde een majestueuze witte reiger op een uitstekende dakbalk die zich uitstrekte boven de zaal. Zijn lange poten balanceerden als de ranke takken van een oude boom. De reiger keek met een bijna menselijke nieuwsgierigheid naar de yogagroep onder hem.
Margot merkte hem als eerste op. “Oh nee, kijk daar eens! Hopelijk blijft hij niet boven ons hangen,” fluisterde ze, terwijl ze nerveus naar Vivienne keek. Vivienne glimlachte schamper. “Misschien brengt hij juist geluk,” antwoordde ze, maar haar ogen hielden de reiger strak in de gaten.
Althea glimlachte zachtjes. In haar hoofd hoorde ze de stem van de oude vrouw uit haar visualisatie fluisteren: “De natuur weet wat gerechtigheid is, kind.”
De les begon, en de stemmen verstomden. Het ritme van diepe ademhaling vulde de ruimte. Althea lag met gesloten ogen en zonk dieper in haar meditatie.
Plotseling, midden in die serene stilte, fluisterde een stem in haar hoofd – diep, kalm en met een ondeugende ondertoon. “When you are full of shit, you get full of shit.”
Althea opende haar ogen een fractie en keek opzij naar de reiger. Zijn kop kantelde lichtjes, alsof hij zojuist had gesproken. Een seconde later klonk een nat, ploffend geluid. Twee verontwaardigde kreten vulden de ruimte.
Vivienne en Margot zaten vol in de gevarenzone. De reiger had hen getrakteerd op een onverwachte zegen van boven. Margot sprong overeind, terwijl Vivienne haastig haar mat opvouwde. Hun gezichten waren een mengeling van walging en verbijstering.
Althea moest haar best doen om niet hardop te lachen. Terwijl de dames zich naar een andere hoek van de zaal verplaatsten, spreidde de reiger zijn vleugels en vloog naar een andere dakbalk – opnieuw recht boven hen.
Aan het einde van de yogasessie, tijdens de Savasana voelde Althea een golf van lichtheid door haar lichaam stromen. Haar voorouders glimlachten om haar heen en de reiger, haar nieuwe bondgenoot, bleef waakzaam op zijn plek zitten.
Toen de les ten einde kwam en de leerlingen hun matten oprolden, keek Althea nog een laatste keer omhoog. De reiger keek terug en knipoogde voordat hij sierlijk wegvloog in de richting van de zon.
Op weg naar buiten fluisterde Althea zachtjes: “Dank je, Witte Wachter.” En diep van binnen wist ze dat sommige bondgenoten uit de onzichtbare wereld net iets dichterbij zijn dan we denken.